Mijn tijd in Libanon

Aangekomen op 1 augustus werd ik in Yatar gestationeerd, mijn groep werd ingedeeld als vliegende keep, d.w.z. wij moesten daar waar nodig steun geven, bv. tijdens onderbezetting of bij calamiteiten. In Yatar bemanden we de posten 7-11A en 7-11C, dit waren respectievelijk een uitkijkpost en een roadblock. De volgende dag moest ik al naar de dokter in Haris, er had zich een wesp in mijn colablikje verschanst die me in m'n verhemelte stak. Zonder nare gevolgen kon ik met slechts wat hoofdpijn terug naar Yatar.

Op 5 augustus vertrokken we naar Tyre Barracks. Hier aangekomen hebben we direkt de daar aanwezige vijver schoongemaakt en vol water laten lopen, dit was een uiterst goede plek om af te koelen. Het schema was 24 uur op en 24 uur af. In de eerste week was het 2 keer raak met Israelische aanvallen. Tijdens deze aanvallen lagen er 6 Israelische schepen voor de kust die d.m.v. lichtkogels aangaven waar vliegtuigen hun doelen konden vinden. De 2e aanval was zeer heftig, de lokale bevolking zocht zelfs bescherming tegen de muren van de kazerne, ook het luchtafweergeschut van de PLO maakte van deze bescherming gebruik. Tussen alle beschietingen door was het goed vertoeven aldaar. Op 13 augustus werd ik echter getroffen door een virus die mij, met 40 graden koorts, in het veldhospitaal te Haris deed belanden. Na mij volgde ± 50% van de totale bezetting van Tyre Barracks. Drie dagen later was ik koortsvrij en moest wegens ruimtegebrek vertrekken, terug naar Yatar. Chris Oliemeulen uit mijn groep hield een beknopt dagboekje bij, hier een paar pagina's betreffende Tyre Barracks.

Het eerste incident vond plaats op 22 augustus waarbij steun van ons werd verwacht, echter door een defect aan onze YP konden we niet uitrukken. Teneinde de Fiji's, die een Palestijnse majoor hadden neergeschoten, te helpen bij een incident in Quana raakten de mensen die er wel heengingen in een vuurgevecht verwikkeld met de Palestijnse milities aldaar. Eerste luitenant Arie de Bruin raakte hierbij zwaargewond evenals Tony Passon, Peter Schouten raakte lichtgewond. Helaas bleef Lt. de Bruin de rest van zijn leven invalide. Naar aanleiding van deze actie werden Ed Hagen, John Spirk en Sgt. Rob de Bockx met het rode koord onderscheiden.

Vanwege de vele infiltraties van de PLO waren we op 21 augustus naar Kafra verhuisd om te assisteren bij de aanleg van een nieuwe post, 7-21B. Dit duurde enige weken en leverde me een oude stafkaart op. De commandant in Kafra (luitenant Jansen) gaf mij zijn kaart mee om een situatieschets te maken en vertelde me dat hij een nieuwe zou krijgen, dit was voor mij uiteraard een goede reden te vergeten dat ik die kaart moest teruggeven.

In Kafra sprak ik de tolk van ons bataljon die ons over een ontmoeting met een kolonel van de PLO vertelde. Deze vertelde hem dat hij zijn manschappen opdracht had gegeven Nederlands gebied te vermijden aangezien ons bataljon het meest politiek bewust is, hij was ervan overtuigd dat vele Nederlanders pro-PLO huiswaarts keerden.

Behalve het bouwen van 7-21B moesten we hier uiteraard ook post 7-21A bemannen. Deze kennen we beter als "De Tepel".

Met 2 enorm ontstoken voeten belandde ik aan het eind van de maand wederom in het BHP. Door een goede behandeling met zinkzalf was dit euvel snel verholpen en kon ik na een paar dagen weer terug naar Kafra.

Rond 2 september vertrokken we naar 7-15A. Op deze desolate post waren we (12 man) volledig op onszelf aangewezen. Omdat niemand kon koken nam ik deze taak op mij. Helaas was er zilvervliesrijst i.p.v. gewone, niemand wist hoe je dit moest bereiden wat er dus op neerkwam dat we er maar water bleven bijgooien, het resultaat was een zeer plakkerige stevige maaltijd. Elke dag gingen er 3 personen naar Naqoura voor het inslaan van water en ander proviand, ook een goede douche behoorde dan tot de mogelijkheden, op 7-15A was nog geen douche aangelegd. Een ander welkom uitstapje was het zandzakken vullen op het strand, na het vullen was het uiteraard prima zwemmen in zee. Bij deze gelegenheid raakte onze YP op het strand vast toen we trachtten een vrachtwagen van onze Noorse collega's los te trekken, ik weet niet meer hoe, maar we zijn losgekomen. Ook bezochten we onze collega's van de Fiji eilanden, hier ruilde ik een overall voor een tropenuniform die wij op dat moment nog niet hadden.

Tegen het eind van onze periode op 7-15A hadden we nog veel karbonades in de vriezer die we de laatste dag allemaal opaten. We werden direct gestraft, Majoor Haddad besloot een aantal wegen te blokkeren teneinde een gesprek met Generaal Erskine af te dwingen. Als gevolg hiervan moesten we 3 dagen langer blijven en waren we aangewezen op de noodrantsoenen.

Naqoura, het hoofdkwartier van UNIFIL.We arriveerden hier op 12 september, behalve wachtlopen was hier weinig of niets te doen.
De voorzieningen waren hier uitmuntend, een uitstekende keuken en veel tijd om in zee te duiken. Door diensten van elkaar over te nemen was het mogelijk om op 16 september samen met Rob Meertens een dagje (illegaal) naar Naharya in Israel te gaan, gewoon met een UNIFIL voertuig naar de grens liften en vanaf daar op dezelfde wijze verder. Rob was er in zijn studententijd al eens geweest dus ik had een goede gids. Terug moest het eerste deel per bus worden afgelegd. We hebben een beetje rondgeslenterd en hier en daar wat gegeten.

De 16e was er een geweldige feestavond waar alle landen iets van hun cultuur lieten zien, helaas was Nederland niet vertegenwoordigd. De volgende dag bezochten we Tony Passon die op 22 augustus gewond was geraakt, hij ontving in Naqoura een eremedaille en een cadeau namens onze compagnie.

Door de aanwezigheid van alle nationaliteiten maakten we veel kontakten, speciaal met de Ieren. Deze jongens mochten ons graag, vooral vanwege het feit dat wij aan hen bier verkochten die ze in Cola flessen kwamen halen. Ze hadden zelf niet de mogelijkheid om voor 1800 uur alcohol te kopen, laat staan te drinken.

Tot nu toe had ik m'n maatjes van het 1e peloton, waar we de hele opleiding deel van uitmaakten amper gezien, maar op 22 september arriveerden we in Sribbin waar ze gehuisvest waren. Dit zou tot het eind van ons verblijf ons vaste stekkie moeten worden. Deze post 7-13A had een aantal subposten waarvan alleen 7-13B mij is bijgebleven.

Op 24 september zijn we nog een nachtje bij de Charlie comgagnie geweest (Charlie's Devils) om het personeelstekort tijdens de aflossing op te vangen.

Van 1 t/m 15 oktober was ik met vakantie in Egypte. Terug in Beiroet ontmoette ik een aantal compagnie's maten waaronder mijn peletonsluit Erdkamp. 's Avonds met z'n allen de stad in. Wat me het meest is bijgebleven is het rondje dat de Luit. gaf in een sjieke discotheek, hij bestelde 7 bier (blikjes Heineken) en een baco, dit kostte hem maar liefst 98 gulden.

Op weg naar 7-13A viel het ons onderweg op hoe groen het was geworden, tijdens de vakantie waren er enige tropische buien gepasseerd waardoor alles was gaan bloeien. Terug in Sribbin hoorde ik dat ik direct terug moest naar Yatar waar mijn groepsmaten al waren. Daar aangekomen, ik droeg m'n VT nog, kwam de Kapitein naar ons toe met de vraag wie er een beetje Frans sprak. Nou ik dus. Moest ik, als "wacht" mee uit eten bij de Muhtar, deze was na een lang verblijf bij familie in de USA teruggekeerd en wilde met de Kapitein kennismaken. De maaltijd was uitstekend. Vanaf nu bleef ik eindelijk op een vaste stek wat wel prettig was na al die weken van in en uitpakken van je plunjebalen.

Tijdens de laatste weken in Yatar was het vrij rustig. Op 16 november moest ik tijdens de commando-overdracht van luitenant-kolonel E.H.Lensink aan luitenant-kolonel H.H. Dijcks samen met een paar anderen (o.a. Louis Fullbaum en Sgt. Ed de Wit) het bataljonsvaandel dragen. Dat hield in dat m'n schoenen voor het éérst weer eens goed werden gepoetst en dat we een witte koppel moesten dragen. Het buffet na afloop was zeer uitbundig.

In de laatste week werden we er nog even op uitgestuurd om de Ieren te helpen bij een meningsverschil in een dorp waar christelijke milities, tegen de afspraken in, een Shermantank op Iers gebied hadden geplaatst, ik weet niet meer in welk dorp het was.
Naarnate het incident uitliep, zelfs Majoor Haddad kwam onderhandelen, werden ook de dorpsbewoners agressiever. Ondertussen hadden zij een Iers pantservoertuig, dat er nog stond, met stenen de weg versperd, de chauffeur kon zijn voertuig niet verplaatsen.
We hebben een aantal traangasgranaten richting de dorpsbewoners afgeschoten omdat ze te dicht bij kwamen en met stenen begonnen te gooien.
De spanningen liepen erg hoog op . Ik weet nog dat we op de YP wacht moesten draaien en dat wij in navolging van Johnny Spirk ong. 3 a 4 punt 50 patroon kistjes aan elkaar had gemonteerd. Dat was ook best wel imponerend om te zien. De milities stonden volgens mij nog geen 100 meter van ons af. Volgens mij hielp dat wel want het het is verder niet tot een schoten wisseling gekomen. (citaat Peter Schouten)
Omdat ik nog nooit met zo'n granaat had geschoten ging de eerste er dan ook finaal overheen, een tweede poging lukte wel, maar kwam onder het Ierse voertuig terecht. Na nog een verwoede poging kon de chauffeur wel de barricade doorbreken. Hij stapte even later met bloeddoorlopen ogen uit. Saillant detail is dat tijdens deze actie de bevelvoerend sergeant voor overleg elders was, het commando werd toen automatisch overgenomen door (naar ik mij herinner) de Kpl-1 Sipko de Vries die dit zeer goed deed.

De terugreis naar Nederland was op 21 november, hierna nog 1 keer naar de kazerne geweest om de plunjebaal in te leveren. Officieel zwaaiden we af op 21 december. Het groot verlof ging in op 31 oktober 1980. Ik ben nooit op herhaling geweest.

Enige nazorg van Defensie hebben we nooit gehad, gelukkig heb ik persoonlijk nooit problemen gehad met de uitzending, ik heb er goede herinneringen en een paar goede vrienden aan overgehouden.